In deze dagcursus wil ik met jullie een rondje langs verschillende Noord-Italiaanse dansmuziek maken. In deze gebieden (Piemonte, Emilia Romagna, Veneto, Lombardia) wordt een aantal unieke dansen gespeeld en gedanst (zoals de Giga’s uit de “Quattro Province”) maar er worden ook veel dansen beoefend die voor ons heel bekend zijn: walsen, polka’s en mazurka’s b.v.
In een dansorkestje uit Romagna zul je vooral violen tegenkomen, maar ook klarinetten, een gitaar of een mandoline. In de uitlopers van de Alpen ten noorden van Brescia zijn doedelzakken prominent aanwezig, in een “Banda”: een fanfare, (zoals b.v. de Bandalpina) die verder bestaat uit trekarmonika’s, ocarina’s, gitaren en mandolines.
In Occitanië spelen veel trekharmonika’s. In Piemonte is er dan weer de draailier, en in de “Quattro Province” is er het magische duo Piffero-Accordeon, met een heel eigen repertoire aan traditionele dansen.
We gaan proberen om deze muziek net zo levendig te spelen als die dansgrage Italianen!
De meest gebruikelijke toonsoort in Italiaanse volksmuziek is G. Voor diatonische instrumenten geldt deze dag dat je moet kunnen spelen in G, C en A mineur.
Noten kunnen lezen is handig, maar niet echt noodzakelijk, mits je een melodie redelijk snel aan kunt leren.
De melodiën en de akkoorden zijn simpel en hier en daar een nootje minder of een spontane tweede stem zijn geen punt: Het doel is de voetjes van de vloer te krijgen, daar gaan we aan werken.
Wordt jouw instrument hierboven niet genoemd ? Neem dan even contact op.